Vancouver Island, British Columbia, Canada

13 juli 2015 - Vancouver, Canada

Op zondag 5 juli namen wij ’s ochtends vroeg de boot van San Juan Island naar Vancouver Island, BC. Het was fris, zo vroeg in de ochtend op zo’n groot schip, en de zon werd verduisterd door een oranje-bruinige lucht als gevolg van de bosbranden in Canada. Het was een luguber gezicht.
In Sidney zetten we voet aan wal in Canada, passeerden we de douane en kwamen vervolgens tot de ontdekking dat we alleen maar Amerikaanse dollars en Nederlandse euri hadden. En dat de Canadese buschauffeur daar niets voor deed.  We hadden op Victoria Airport (10 km verderop) een auto gereserveerd, maar moesten eerst een bank vinden om Canadese dollars te bemachtigen en vervolgens een inwoner die dit plastic monopolygeld wilde omzetten in munten. (’n Wonder dat hij daar nog een bereidwillige winkelier voor gevonden heeft, zelf zou ik dat “papiergeld” nooit vertrouwd hebben.) Dus Wim ging op pad en 2 bussen gingen voorbij … De derde bracht ons naar het vliegveld, waar wij weer een mooie (dit keer witte) auto ontvingen. Op naar Victoria, de hoofdstad van British Columbia. Wimwim leidde mij regelrecht naar het geboekte hotel (een aanrader, deze Econolodge!). Na een uurtje wandelen in de omgeving mochten we naar binnen (de inchecktijd ligt in de US en in Canada op 15.00 of soms 16.00 uur). Het hotel lag in de periferie van Victoria, maar had een bushalte voor de bus naar downtown voor de deur. Ideaal, en we stapten op de bus om nog iets van Victoria te zien. Victoria is een heel aardige stad. Het maakt een kleine indruk, maar telt met het hele gebied eromheen toch > 300.000 inwoners. De binnenstad is echter overzichtelijk gedrapeerd rond de haven. Deels oude, Brits aandoende gebouwen en deels moderne nieuwbouw. Maar ook: oude (fabrieks-)gebouwen die een nieuwe functie hebben gekregen, zoals een zwembad omgebouwd tot restaurant. Canada bleek juist zijn onafhankelijkheidsfeest achter de rug te hebben en de versieringen hingen nog hier en daar langs de gevels. Er heerste een gezellige gemoedelijke sfeer, maar ook de “grootsteedse” verschijnselen zoals zwervers en muzikanten maakten deel uit van het straatleven. En voor ’t eerst sinds Portland zagen we weer enkele terrasjes. Waar we er eentje van uitkozen om iets te drinken en ons avondmaal te gebruiken: heerlijke vis, vers uit de haven.
Na het doen van de was zijn we maandag de stad uit gegaan langs de zuidwest kust van Vancouver Island, waar we een mooie wandeling in een Provincial Park langs de kust hebben gemaakt in het nevelwoud, dat langs grote delen van de zuidwestkust ligt. Hier groeien de enorme red ceders, zoals we die ook in California en Oregon hebben gezien.
Die dinsdag verlieten we Victoria, met enige spijt omdat we er weinig van gezien hebben, richting noordoost kust. We hadden van iemand de tip gekregen dat er enkele bijzonder aardige plaatsen langs deze kust lagen. Die wilden we bezoeken alvorens af te buigen naar het zuiden, om halverwege Vancouver Island weer aan de zuidwest kust te belanden. Daarmee lieten we ons oorspronkelijke plan varen om de hele noordkust weg tot het eind af te rijden, tot Port Hardy. In Port Hardy was nl de noodtoestand afgekondigd wegens de enorme bosbrand die daar woedde.
De plaatsen Chemainus en Nanaimo vielen ons echter wat tegen, in tegenstelling tot het plaatsje Ladysmith, dat een erg geanimeerde en lieflijke indruk maakte. Maar misschien hebben we te weinig tijd genomen om die eerstgenoemde stadjes beter te bekijken. Want ons einddoel voor dinsdag was Port Alberni, een havenplaats in het midden van Vancouver Island, aan het eind van een smalle zeearm die het eiland tot 2/3 breedte doorklieft. Wij hadden hoge verwachtingen van een dergelijke havenstad, die ook nog eens midden tussen de bergen lag.
Ook hadden we afgesproken om in onze laatste week onszelf te trakteren op wat meer comfort, dus luxere onderkomens en wat vaker de goede restaurants opzoeken. Dat was ons in Victoria goed bevallen. In Port Alberni hadden we om te beginnen een appartementje geboekt van ruim 50 m2, met een volledig ingerichte keuken. Konden we desgewenst weer eens zelf koken. Toen de vriendelijke mijnheer ons, nadat hij de schoonheid van de natuur in de wijde omtrek had aangeprezen, naar ons appartement bracht en daar de deur opende moesten we allebei even slikken. Niet alleen omdat een indringende geur ons tegemoet kwam, maar ook vanwege de aanblik van alles wat er in het 2-kamer onderkomen stond.
Jaren 50/60, een vintagewinkel was blij geweest met een deel van de inboedel; een oude TV met videorecorder, waaruit een bundel snoeren met tape bij elkaar gehouden, en samengevoegd met andere snoeren van licht, airco (ook uit de eerste fabrieksserie), een antieke radio, etc. De keukenkastjes zagen er zo viezig uit dat ik de inhoud ervan al niet eens meer wilde bekijken en we besloten om uit eten te gaan. Na een kleine controle van het bed (de lakens leken schoon) vertrokken we om naar de eerste door de man aanbevolen bezienswaardigheid te gaan. En dat was voor de zoveelste keer een voltreffer: in een dicht bos kwamen we bij een zeer snel stromende rivier vol watervallen, waar de daar geboren zalmen terugkwamen om eitjes af te zetten. Om dat te kunnen doen sprongen zij omhoog tegen de watervallen in, steeds een stukje verder (of soms terugspoelend, meegesleurd door de stroom), om zo bovenaan de rivier te komen waar zij kuit schieten. Aan de zijkant van de rivier was een zogeheten “vistrap” gebouwd om de zalmen te helpen. Terwijl wij van bovenaf de kloof in keken waar de rivier stroomde, met ontelbare zalmen die daar moed aan ’t verzamelen waren om hun volgende sprong te wagen, vloog een bald eagle door de hele lengte van de kloof boven de rivier, in de hoop om daar een visje te kunnen verschalken. Werkelijk prachtig om te zien. Na deze tocht waren we redelijk opgekikkerd en besloten dat we gewoon maar een nachtje gingen slapen in “het hok” en de volgende ochtend vroeg vertrokken. Voor de 2 dagen erna had Wim zich laten gaan en in een peperduur guesthouse een “classical suite” gereserveerd in Tofino, dus we hadden iets om naar uit te kijken. Maar eerst uit eten. Met zoveel vis in de buurt moest het niet moeilijk zijn om een goed visrestaurant te vinden, leek ons. Nou …. opnieuw hadden wij ons verkeken op de mogelijkheden.
We reden terug naar de stad, die in de tijd dat wij in het bos hadden vertoefd leeggelopen leek. Er bewoog zich geen mens in de straten, heel af en toe reed er een auto voorbij. En dat over die brede asfaltwegen. Toen pas viel ons op dat ook hier de ene na de andere winkel een lege of dichtgeplakte etalage had, of een groot bord “For Rent” op het raam. We reden nogmaals de hoofdstraten door en vonden uiteindelijk een Deutsch Bavaria Restaurant, waar de jodelmuziek ons tegemoet schalde en wij dus snel voorbij gingen, en als tweede een volledig leeg Chinese-Canadian restaurant, riekend naar het bleekwater waarmee zojuist de vloer was gedweild, met alleen de dagschotel, Smørrebrød (of zoiets) in de aanbieding; iets anders had men helaas niet.
Enigszins ontdaan overlegden we wat te doen. Nogmaals de haven in, ditmaal maar tot aan het water. Er moest toch ergens vis te krijgen zijn. Uiteindelijk troffen we aan de oever een fish and chipszaak (met de opbeurende slogan ”the best fish & chips in town”, wat gezien onze eerdere ervaring nou niet echt een grote prestatie was). We mochten niet meer binnen zitten, want ze gingen sluiten (om 19.00 uur) en hadden al schoongemaakt, dus hebben we daar op een bankje in de straffe wind en de laatste avondzon onze – inderdaad geen slechte – fish en chips opgegeten met daarbij een flesje water. Want toen Wim de dame om een bier vroeg keek zij hem geschokt aan en duwde hem water in de handen. Kortom: de luxe moest echt nog even wachten.
De volgende ochtend vertrokken we - na een wonderlijk goede nachtrust - door de bergen op weg naar Tofino, een plaatsje aan de zuidwest kust. Voordat we de grote weg opgingen besloten we wegens gebleken succes ook de tweede tip van onze tijdelijke huisbaas te onderzoeken, nl een bezoek aan de oude houtzagerij. Die lag ergens buiten het stadje in het bos verscholen.  Ook dat was een leuke excursie. Het was een houtzagerij uit begin 1900, waar de eigenaar en de arbeiders allen op het terrein van de zagerij woonden. De gezinnen kregen een gezinswoninkje en de vrijgezellen deelden met zes of acht een eenvoudig huisje. Er was een keuken waar de arbeiders voor $1,- konden eten, een schooltje voor de kinderen. Veel van de huisjes en de oude machines stonden er allemaal nog en de meesten ervan werkten nog; soms werd in opdracht nog een boom verzaagd. Indrukwekkend om te zien, ook omdat het een aardig beeld gaf van het dagelijks leven van een arbeider in die tijd. Daarna de snelweg op naar het zuiden, langs de tweede grote bosbrand (dus door de dikke rook), en even langs de parkeerplek van de Mars Water Bomber (het grootste blusvliegtuig ooit), dat sinds 3 dagen aan het proefdraaien was. Bewoners spraken er schande van: het vliegtuig mocht al 4 jaar niet meer gebruikt worden en lag dus stil. De overheid had er geen geld meer voor. Dus ging er meer bosgebied verloren dan nodig, omdat men vanaf de grond en met helikopters veel langer bezig was met blussen. Maar nu de bosbranden dit jaar heviger en omvangrijker waren dan ooit en het door de langdurige droogte veel moeite kostte om ze onder controle te krijgen, waren bestuurders schoorvoetend over de brug gekomen en sinds maandag mocht het vliegtuig weer gaan blussen. Maar ja, het had 3 jaar stilgelegen, dus dat kostte even tijd voordat het weer operationeel was.
Na 3 uur rijden – want door de bergen kronkelend - bereikten we de zuidwest kust, waar het een stuk koeler was dan in het noorden. In Tofino wachtte ons dit keer een zeer aangename logeerplek, met een zitje buiten en uitzicht op zee (de Stille Oceaan). Een mondaine badplaats waar gesurfd, geflaneerd en gewandeld werd en een aantal uitstekende visrestaurants waren. En waar je desgewenst ook een biertje bij de maaltijd kon drinken. En die niet om 19.00 uur sloten. Daar hebben wij fantastisch geslapen, gewandeld door het nevelwoud en over het strand, heerlijk gegeten en de zon onder zien gaan.
Vrijdag werd het tijd om weer naar het noorden af te reizen, langzaam richting boot naar Vancouver. Eerst nog een paar nachten in een chalet aan zee in Oyster Bay, de ultieme luxe van deze vakantie; ons chalet was nét gebouwd, 2 maanden oud en rook nog naar het hout waar het van gebouwd was. De inhoud van de keukenkastjes was nog door niemand gebruikt en op het terrasje vóór stond een joekel van een barbecue. Vanaf dat terras hadden we uitzicht op zee (de Discovery Passage) en alle eilanden die daar liggen. Als je boft zie je een walvis voorbijtrekken, werd ons gezegd. In de badkamer een grote “hot tub”, een soort bubbelbad waar je met z’n 2en tegelijk in kan. Echt iets voor Wim ;-) – niet dus. Op de tweede dag dat we hier waren regende het ineens. En dan de hele dag onafgebroken. Voor het eiland een zegen, want de laatste druppel regen was in april gevallen, vertelden diverse mensen ons. Het werd dus een wat huiselijk dagje, wat geen straf was in zo’n mooie bungalow.  We hebben nog wel een autotochtje gemaakt naar de Campbell River zelf, waar een nieuwe hangbrug (suspensionbridge) overheen hing met uitzicht op de Elk Falls (zie foto), een indrukwekkend beeld dat gepast zou hebben in Yosemite Park volgens Wim.
Zondag reden we in de regen verder naar Mill Bay Shore, op kleine afstand van het vliegveld van Victoria waar de auto weer ingeleverd moest worden. Ook daar kwamen we in een fantastische Bed & Breakfast terecht; een villa, met een grote ronde glaswand aan de zijde die uitkeek op zee. Ook onze kamer die een verdieping hoger lag (én de naastgelegen badkamer) keken daarop uit. Vanaf de achteruitgang van het huis liep een tuin van zo’n 50 meter diep naar beneden af tot aan de zee.  In de grote bomen van de tuin huisde een gezinnetje bald eagles. Kortom: een bijzonder idyllische plek. Zoals Wim verzuchtte: ik heb nog nooit een toilet met uitzicht op zee gehad!  Ook hier weer ’s avonds heerlijk vis gegeten in een restaurant in het haventje, waar de zeehonden af en toen hun kop boven water stoken om ons te bekijken.  Wandelend terug naar het huis keken we onze ogen uit naar de prachtige huisjes en huizen die links en rechts langs de kustweg lagen (en waarvan er overigens veel te koop stonden..) op de mooiste plekken met een groot stuk beboste grond eromheen. Zo kun je dus ook wonen. Misschien niet zo tsunami-bestendig, maar wel erg rustiek.
En maandagochtend na een stevig ontbijt vroeg in de auto naar het vliegveld, wat nog wel een uurtje rijden was. Auto ingeleverd en meteen door met de bus naar de ferry die ons naar Tsawwassen, de voorhaven van de stad Vancouver bracht.  

Foto’s

2 Reacties

  1. Enny:
    15 juli 2015
    Ha wim joke
    laatste avonturen!?
    Wat zal het wennen zijn als je terug bent.
    Klein..druk..niet zo'n frisse lucht. ..zalm alleen in dw diepvries of in mootjes..
    wel veel terrasjes.
    Wens jullie goede terugreis
    liefs enny
  2. Joke:
    15 juli 2015
    Dank Enny, en ook de andere wensers. Het zal wel lukken met die terugreis. eerst naar Toronto, daar een paar uur pauze, en dan in een keer naar Amsterdam. We zijn er (bijna) klaar voor.
    In Nederland volgt nog een kleine Vancouver-aflevering tot besluit.