Reizen in/met een camper (4 mei – 15 juni)

20 mei 2015 - Medford, Oregon, Verenigde Staten

Op 4 mei haalden we in Las Vegas de camper op, een 22 feet  Leprechaun.
We keken ernaar uit dat we weer zelf zouden kunnen koken. Maar ik zag zelf enigszins op tegen omvang en besturingsperikelen. Hoe harder “iedereen” riep: A joh, daar ben je zó aan gewend, of: De Amerikaanse wegen zijn gebouwd op zulke brede voertuigen, dus het is een makkie, hoe meer ik twijfelde of dat ook gold voor mij.

De afspraak was dat ik eerst wat zou oefenen op het ruime parkeerterrein van meneer El Monte (verhuurder), dat we vervolgens bij de dichtstbijzijnde Walmart als een speer het opgestelde boodschappenlijstje af zouden werken met eten voor 3 weken en  dat we een camping (50 miles van Las Vegas) dichtbij zouden reserveren voor minimaal 2 nachten. Die camping lag midden in de woestijn, dus ik dacht daar wel wat te kunnen oefenen met achteruitrijden, inparkeren, krappe bochten nemen, etc.

Helaas en natuurlijk: alles liep anders dan we dachten. Om 12.30 zouden we bij het hotel (Charlie’s Casino) worden opgehaald, maar dat werd 13.10 uur. Bij aankomst moesten we onszelf op een lijst zetten. In volgorde van inschrijving zou vervolgens iedereen die zich gemeld had aan een camper geholpen worden.
Ongeveer alles ging daar fout, en om een lang verhaal kort te maken: wij vertrokken – met veel excuses van mevrouw El Monte - rond 17.30 uur van het parkeerterrein van El Monte zonder oefenen, we smeten in ½ uur bij de Walmart van alles en nog wat in een karretje en vertrokken naar camping Black Canyon, net over de grens in Arizona aan de rivier de Colorado. Met zweet in mijn handen en terwijl het langzaam schemerig werd reed ik over de Hooverdam, nu en dan ingehaald door zo’n giga-vrachtwagen. Na een kleine afslag volgde een forse afdaling naar de Coloradorivier over een smal paadje. Bij de rivier aangekomen was allerlei moois te vinden, maar geen camping. Na enig heen-en-weer rijden in het schemerduister hadden we nét besloten om dan maar iets anders te zoeken, toen ons oog op een klein bordje viel en de camping achter een berg verscholen bleek. Gelukkig, want ik zag het helemaal niet zitten om met dit bakbeest over een onverlicht paadje 7 mijl naarboven te rijden … en dan over onverlichte wegen door woestijngebied te rijden, op zoek naar een campingground.
Wim had goed opgelet bij de uitleg en heeft in het halfduister alles toch heel goed aangesloten en om 22.00 uur zaten we achter een bord spaghetti. Heerlijk!
Met de luifel uit en alle ramen open bleek de camper (dankzij de permanent vlagerig aanwezige wind) in de dagen erna toch heel koel te houden, zodat slapen geen probleem was.  We konden er aan de camper wennen en leren om elkaar niet al te veel in de weg te lopen/zitten. Daar stippelden we verder de route uit en na 3 overnachtingen durfde ik het rijden wel weer aan. Op naar het westen, met als tussenstop een soort oase in de Mojave-woestijn waar een camping was, om verder door te trekken naar het Sequoia National Park en daarna Yosemite.
De permanente windstoten bleken in die paar dagen echter tot forse kracht toegenomen, zodat ik mijn volle aandacht nodig had om de camper binnen de lijntjes te houden om ongelukken te voorkomen. In de Mojavewoestijn was er ook niet echt sprake van enige bescherming tegen de wind en zagen we regelmatig kleine stof-windhoosjes links en rechts om ons heen; waarschijnlijk een voorbode van de tornado’s die daags daarna zouden volgen ….
We wilden flink doorrijden om de woestijn achter ons te kunnen laten en de groene natuurgebieden te bereiken. Maar we merkten al gauw,  dat kilometers maken met een camper vooral een kwestie van lang doorrijden is, en niet zozeer van hard rijden. Hard rijden (d.w.z. de maximaal toegestane 65-70 mijl op de snelweg) kan wel, maar dan zuipt het ding als een Maleier en rammelt alles waarvan we dachten dat het vast zat. De eerste 2 dagen na ons vertrek uit Black Canyon reed de camper 1 op 5! In die 2 dagen hadden we ruim $250,- aan benzine uitgegeven! We hebben de snelheid dus maar bijgesteld en ook vaker de kleinere wegen gekozen, waar je uiteraard ook wat meer van het landelijke leven ziet (en minder van MacDonalds, Bojangles, Subway, etc.).  Na de woestijn reden we de bergen in en in bergachtig gebied kun je toch niet veel harder dan zo’n 45 miles p.u. rijden, dus dat hielp de kosten te drukken.
Iets waar ik erg aan moest wennen bij het rijden is de breedte van zo’n camper. Het is toch echt een behoorlijk gevaarte, en op de kleinere wegen past hij maar net op een rijstrook. Met een andere camper of een vrachtwagen als tegenligger moet je op je spiegels letten, want die steken nog eens extra uit. Overigens geldt dat ook zonder tegenligger als je rechts een rotswand hebt …  In de bergen hoorde ik regelmatige naast me: “oef, 4 centimeter!”.
En met één spiegel kun je beslist niet rijden, de 2 buitenspiegels zijn het enige dat je hebt om nog een beeld te krijgen van wat er zich achter je op de weg afspeelt. En aangezien auto’s je zowel van rechts als van links in kunnen halen zijn beide spiegels even belangrijk.  Want over je schouder kijken heeft in een camper geen enkele zin; rechts kijk je dan in het binnenste van de camper, links zie je een paneel van de buitenzijde van de camper.  Voor de vorm zit er ook nog een middenspiegel binnen, maar die biedt je – bij gebrek aan een achterruit - alleen een blik op de interne camper. Misschien om de ramp te overzien als je te hard geremd en niet alles goed gezekerd hebt?!
Achteruitrijden daarentegen blijkt mee te vallen, als je het schermpje goed in de gaten houdt waarop het beeld van de achteruitrij-camera wordt vertoond.
De lengte is eveneens wennen, vooral bij het tanken: je moet erg ver doorrijden om met de benzinedop in de buurt van de pomp te komen, en dat is nodig want de slang van de pomp is hier erg kort.
En dan hebben we natuurlijk ook nog de remweg, die vele malen langer is dan die van een personenauto. Met een WimWim naast me, die de huur van een TomTom onzin vond omdat hij tenslotte planoloog is, is dat niet altijd eenvoudig opereren.  Want met in de ene hand een wegenkaart (die uiteraard nooit gedetailleerd genoeg is) en in de andere hand de Iphone (die gelukkig wel gedetailleerd is, maar niet altijd ontvangst heeft) klinkt het soms plotseling: oja, hier rechtsaf! Ik heb mij al verschillende keren de woede van achterliggende medeweggebruikers op de hals gehaald door dan boven op mijn rem te staan, daarbij de gehele inboedel door de camper te horen schuiven, in een poging om deze aanwijzing op te volgen.  Wat overigens meestal niet lukte, vanwege de genoemde remweg. Intussen hebben we het compromis gesloten dat ik in zo’n geval doorrijd tot ik verantwoord om kan keren, en dan alsnog de juiste route weer oppik.
En last but not least is er nog de uitzwaai ….De achterwielen van onze camper zitten ongeveer halverwege het achterstuk, zeg maar het woongedeelte. Het gevolg hiervan is dat, als je een bocht neemt, er nog een stuk uitsteekt als de achterwielen al meegegaan zijn in de kromming. Toen Wim(Wim) een “mooie weg” naar het Sequoia Natural Park had gevonden bleek dat een smalle bergweg met  zo’n 140 bochten in 6 miles te zijn …! Waarvan enkele bijzonder scherpe haarspeldbochten, waarin ik dus liever geen brede tegenligger had vanwege mijn uitzwaai. Gelukkig vind ik bergen rijden leuk.  Tenminste, zolang ik niet langs de afgrond-kant rijd en dat was in dit geval tot mijn opluchting meestal zo.
Aan het eind van de dag kwam ik wel met spierpijn in mijn armen aan op de camping!
Over het algemeen merkte ik al snel dat na een lange dag rijden ( bijv. als een camping gesloten bleek en we langer door moesten rijden) ik ’s avonds behoorlijk moe van het rijden was. Pas op de snelweg rond San Francisco, na anderhalve week camper-rijden dus, had ik het gevoel dat het vehikel me enigszins vertrouwd was en ik wist wat ik er (niet) mee kon. Dat was overigens ook wel handig in de 10 – 12 rijen dikke verkeerschaos van San Francisco in de spits! (zie foto).

Het leven in een camper is weer een ander verhaal. Zo dicht op elkaar leven zijn wij zeker niet gewend, en dan ook nog steeds met elkaar als belangrijkste gezelschap. Toch doen we het helemaal niet slecht, vind ik zo. We hebben een heldere taakverdeling: ik rijd, was af en doe de was; Wim doet de technische dingen (water, elektriciteit en afvoer) en kookt. Veel dingen doen we samen, sommige dingen doen we apart. Wim loopt ’s ochtends hard, en dat is vanaf een camping veel fijner dan vanuit een hotel, omdat de omgeving meestal leuker is. Ik heb in de motels nog wel netjes mijn Pilatesoefeningen gedaan (jawel, Maria!), maar in de camper is dat ondoenlijk wegens ruimtegebrek. Dus daar schiet het er een beetje bij in.
’s Avonds drinken we een glaasje en doen we een spelletje, lezen we wat of plannen we het vervolg van de route. Het slapen gaat uitstekend, de camper heeft een prima bed. In berengebied geeft het ook wel een beschermd gevoel om zo hoog en droog in een camper te liggen. Maar ach, er staan ook genoeg tenten en tentjes in de natuurgebieden, dus de risico’s zullen zeer beperkt zijn.

De inrichting is ook weer een hoofdstuk apart. Wat opvalt is dat de fabrikant voor de inrichting en stoffering zo neutraal mogelijke materialen en kleuren heeft gebruikt, dus hout(patroon) voor de kastjes en de vloer, beige en donkerbruine kunststof bekleding voor de muren, een  combinatie van beige en een donkerbruin abstract patroontje voor de gordijntjes en voor de bekleding van de bank. Nu zijn dat niet echt kleuren waar je vrolijk van wordt, maar de ervaring heeft ongetwijfeld geleerd dat zo’n camper dan een heel seizoen meekan zonder de inboedel te moeten renoveren.
We hebben een tafeltje met rondom een bank voor 4-5 personen (wat in z’n geheel omgebouwd kan worden tot bed), met daartegenover een keukenblok met kastjes onder en boven, een 3-pits kookplaat, een gasoven en een magnetron. Dan een forse koelkast en een flink vrieskastje erboven, daartegenover een kledingkast met beperkt hang- en legdeel en 2 diepe lades. Achterin een ruim 2 persoonsbed (waarvan we er ook nog eentje hebben boven de bestuurderscabine); daarnaast een toilet met fonteintje en een douche. Heel compleet en comfortabel dus, alles zit erin. Zelfs een televisie, maar die gebruiken wij niet.
Als we gaan rijden is het zaak om goed te controleren of alles gezekerd is, dus de koel- en vrieskastdeuren met klemmetje dicht, maar in alle keukenkastjes ook vooral de glazen spullen (koffiepot, fles olijfolie, fles wijn) zo klem staan tussen andere niet breekbare spullen dat omvallen onmogelijk is. En dat de kastdeurtjes goed op de klem zitten. Bij ons is tijdens het rijden een keer een deurtje opengesprongen, waarbij de gehele bestekbak over de vloer ging, plastic bekers bordjes etc. rondvlogen. Wonderlijk genoeg bleef de glazen koffiepot heel … Na een week weet je precies wat de beste manier is om alles vast te zetten.

Inmiddels zijn we onze derde week ingegaan, nog 3½ week te gaan dus. De afstand die je uiteindelijk  met een camper af kunt leggen valt ons erg mee. Het lijkt erop dat wij alles wat wij vooraf hadden bedacht kunnen gaan bezoeken. Wij zijn twee blije reizigers!

Foto’s

1 Reactie

  1. Angelique:
    21 mei 2015
    Stoer verhaal. Go girl!