Oamaru en Dunedin

16 oktober 2017 - Oamaru, Nieuw-Zeeland

In Oamaru, waar wij op 15 oktober heen gingen om de blauwe pinguïns te zien, troffen we weer een fantastische camping. We stonden aan een beekje, waarover een bruggetje vanaf de camping naar het stadspark leidde. En de parken in Nieuw Zeeland zijn prachtig. Waar we ook kwamen, overal zijn ze mooi aangelegd, zien er verzorgd uit, worden goed bijgehouden, gesnoeid, van water voorzien, gemaaid en aangeharkt, kortom: een genot om doorheen te lopen. Vooral met die enorme verscheidenheid aan planten, struiken en bomen, veelal met bloemen in allerlei kleuren, sommigen bij ons in het klein bekend als kamerplant. In het park van Oamaru stond ook een grote volière, waarin diverse soorten parkieten (o.a. de exotische halsbandparkiet 😉) en een prachtige wit-gele kaketoe, Jimmy geheten. Jimmy liet ons niet zomaar voorbij lopen en vroeg onze aandacht, telkens als we er langs liepen moest er even gebabbeld worden.
Het stadje zelf is klein maar leuk. Het heeft nog een 19e eeuws gedeelte uit de Engelse tijd, met karakteristieke oude gebouwen en fabriekshallen. De inwoners hebben oude fabrieks- en opslagruimten nieuw leven ingeblazen door er opnieuw bedrijvigheid te ontwikkelen, deels alternatieve zaakjes, koffiehuizen en galeries, deels bestaande handel (bijv. een wolbedrijf en – jawel – een brouwerij). En er is ook zoiets als Steampunk. Dat is – om met Wim te spreken – een hoop aan elkaar gelast oud ijzer, in allerlei vormen. Toen we in Oamaru aankwamen liep er net een Steampunkfestival ten einde. Men had in allerlei denkbare modellen zelf kampeerauto’s/woonwagens gebouwd, die op een terrein aan de haven stonden en van waaruit van alles en nog wat werd verkocht. Jammer genoeg was men de laatste resten aan het inpakken.
Wanneer je vanuit de haven om de baai heen liep kwam je bij een deel, waar ’s avonds de blauwe pinguïns aan land kwamen om de nacht daar door te brengen en te nestelen. We waren wat verbaasd dat de weg daar was afgezet, de toegang tot het gehele gebied was afgebakend, en er een forse toegangsprijs betaald moest worden om toegelaten te worden tot een grote tribune met banken ($ 40,-) of tot een kleinere tribune met stoeltjes ($ 60,-). Een strenge mevrouw Maureen verordonneerde ons om te gaan zitten, er mochten geen foto’s gemaakt worden en niet hard gepraat. De mevrouw vertelde van alles over deze blauwe pinguïns en hun bescherming. Na een uur geduldig wachten geschiedde dan inderdaad het wonder: een donkere vlek kwam vanuit zee steeds dichter naar de kust, om vervolgens in een grote golf uiteen te spatten in tientallen pinguïns die met enige moeite aan land krabbelden. In het daarop volgende uur herhaalde dit gebeuren zich nog enkele malen, zodat na verloop van tijd 250 – 300 kleine (30 cm) blauwe pinguïns zich over het terrein verspreidden. Daar liepen allerlei paadjes en stonden holle betonnen blokjes met een tunnelachtige ingang, bedoeld als uitnodiging om voort te planten. (Aan de pinguïns, wel te verstaan). Om 21.00 uur hielden wij het wel voor gezien; we hadden geen zin om de schooljufachtige toon en houding van Maureen nog langer aan te horen, en liepen via de sluis het beschutte terrein weer af. Om terug naar de camping te lopen moesten we opnieuw het pad langs de haven lopen langs ¾ van de baai. Het was een spaarzaam verlicht pad. De ene na de andere pinguïn was (of kwam nét) daar aan land geklauterd, een enkeling wandelde de weg al over. Die hadden natuurlijk ook geen zin in dat gewauwel van mevrouw Maureen, en dan verplicht paren en eieren leggen.
Het was een wonderlijk gezicht. Sommigen maakten ongegeneerd ruzie met elkaar, anderen waren wat schuwer en wachtten af wat wij reuzen nu van plan waren. Merel heeft nog getracht om een filmpje te maken, maar het was te donker om een helder beeld vast te leggen. Na een paar minuten zijn we maar doorgelopen, in de hoop dat er nu niet een hele stroom mensen langs zouden komen. Op de camping gegeten en besloten om een dagje langer te blijven in Oamaru. De volgende dag dus wat winkeltjes bekeken en gezocht naar het museum van de “first settlers”, ons zeer aanbevolen door de campingbeheerder. Na veel bemoeienis van diverse behulpzame inwoners bleek het museum geheel onttakeld te zijn omdat de ruimte voor andere activiteiten nodig was, en was er slechts een kamer van 5 x 5 m2 over waarin ladenkasten met stenen (hak-)bijlen en andere gebruiksvoorwerpen van de eerste Maories lagen.
We besloten in de lokale pub te gaan eten en dat was een goede keus. Heerlijk gegeten (o.m. green-lipped mussels) en gezellige sfeer genoten.

De volgende ochtend vertrokken we naar Dunedin, volgens Ward – onze gids op afstand – een leuk stadje. Onderweg zijn we nog even gestopt voor bezichtiging van Moeraki Boulders. Wij verwachtten heel wat, afgaand op de grote borden langs de kant van de weg en de bussen met toeristen, maar zagen op het strand alleen een aantal grote rolkeien. Dus snel weer op pad gegaan. Wat overigens heel gezellig was, met Merel tussen ons in op de voorbank.
In ons boek stond Dunedin als “het kleine San Francisco van Nw Zeeland” beschreven. Daarmee werd waarschijnlijk bedoeld dat het bijzonder heuvelachtig was, net als de grote Amerikaanse broer. De camping lag boven in de heuvels en een keurige mevrouw schreef ons met een zuinig gezicht en ogenschijnlijk lichte tegenzin in. Zou het door de kleur van Lucy II komen? Of door het rood-paars-blauw van Merels haar?
Merel en Wim togen naar het stadscentrum, heuvelaf. Ik voelde me na een slechte nachtrust gammel, het regenachtige weer maakte het niet beter en ik bleef op de camping. Helaas heb ik daardoor Dunedin vrijwel volledig gemist. Van Merel en Wim begreep ik dat het inderdaad een aardige, sfeervolle stad was. Die we de volgende dag alweer hebben verlaten.

Foto’s

1 Reactie

  1. Maarten:
    1 november 2017
    Hoi. Bij dat steampunk festival val je in ieder geval niet op met je eigen groene camper. Kun je er rustig tussen zetten😄