Van Bryce National Park naar Denver

14 juni 2015 - Denver, Colorado, Verenigde Staten

Op zondag 7 juni vertrokken we redelijk op tijd (9.00 uur) uit Bryce op weg naar Escalante en verder, met als pretentieus einddoel voor die dag Blanding, dicht bij de grens van Colorado. Maar door onze overnachting op de camping van Bryce NP liepen we meteen al 45 miles achter op ons schema, en op die route was nog erg veel te zien. Dus ach, we besloten gewoon maar te kijken hoe ver we zouden komen.
Na 45 miles kwam eerst Escalante op ons pad, met – als ik het geloven mag (en dat doe ik wel) – het mooiste en omvangrijkste Petrified Forest van de wijde omgeving. Zo’n 1600 versteende bomen bij elkaar, een waar versteend bos.  Maar …. om dat te kunnen bewonderen,  daar moest je wel iets voor doen! Eerst vrij steil (moderate) bergop, daarna een stukje over de kam van de berg, met diverse aantrekkelijke voorbeelden van wat we te zien zouden krijgen (erg mooi > foto’s), om vervolgens over te gaan in een “streneous” pad bijna loodrecht naar beneden.  Inmiddels was het tijdens het eerste deel van de tocht begonnen met regenen, en kwam er een inktzwarte lucht onze kant op. Dat riekte naar onweer!
We zijn dus rechtsomkeert gegaan en hebben het allermooiste gemist. Blijft staan voor een volgende reis.
Na dit intermezzo en terug in de camper zijn we weer op weg  gegaan, en konden we vanuit de auto de prachtige Escalante (bergen, trapsgewijze aflopend in hoogte tot aan de Grand Canyon) bewonderen. Wim heeft geprobeerd om van de – wederom prachtige – route (door Amerikanen uitgesproken als raut) weer een mooi beeldverslag te maken. Ik probeer in de bergen, met vaak smalle passen en diepe dalen langszij vooral om mijn hoogtevrees onder de duim te houden en de camper op de weg; én om een links en rechts overstekend hert te missen. Ik zie daardoor niet altijd wat zich in mijn omgeving afspeelt, dus bekijk ’s avonds ook nieuwsgierig Wim’s foto’s vanuit de auto. We reden opnieuw tussen de knalrode bergen door en volgden een al even rode rivier: de Colorado.
Een nieuw doel was Hite, omdat daar de enige camping in de wijde omtrek was die op de kaart stond aangegeven. Vlak vóór Hite was een viewpoint, dat ons niet alleen een blik op het gehuchtje Hite in de diepte bood, maar een fenomenaal uitzicht over Glenn’s Canyon. Zomaar uit het niets. Met in de diepe diepte de Colorado.
Na een korte rust-stop stapten we weer in, nadat we besloten hadden om Hite links (in dit geval rechts) te laten liggen wegens absolute onaantrekkelijkheid. Het leek erop dat dit betekende: nog minstens 100 miles rijden, voordat we weer in de buurt van een camping zouden komen … En dat was ook zo. Gelukkig was het landschap toch weer zeer afwisselend: kale vlaktes, afgewisseld door prachtige bergen aan weerszijden waardoor een knalrode Colorado zijn weg zocht.  Na nog een tussenstopje bij een Native American Site: restanten van Navajo-woningen van zo’n 1000 jaar oud. Indrukwekkend, en ook opmerkelijk om de gelijkenis te zien met de restanten van de ronde “nuraghes” in Sardinië (Italië dus), hoewel die nog eens 1000 jaar ouder zijn.
In het begin van de avond (“ik rijd níet in het donker!”) reden we eindelijk Blanding binnen, in een groot gebied het enige plaatsje van enige betekenis. Maar een RV Park vonden we niet, hoewel er volgens de website van het stadje er minstens 4 moesten zijn. Na zeker nog een half uur rondgereden te hebben vonden we eindelijk achter een pompstation van Shell een RV Park. Ik had niet gedacht ooit op zo’n plaats een nacht te kamperen, maar vooruit, nood breekt wetten. Tamelijk uitgevloerd koppelde Wim water en elektra aan en ging ik de was doen in de launderette.
Toen de was in de droger zat was het eten klaar. Heerlijk! De volgende dag hoefden we niet ver, want het Dinosaurusmuseum waarvoor we gekomen waren bleek (na weer ’n half uurtje zoeken) in het stadje zelf aan de overkant van de weg te zijn. Een prachtig museum, dat mij was aangeraden door een collega. Dat bleek een heel goed advies.
Maar op ons wachtte op 8 juni over de grens naar Colorado het Mesa Verde National Park, dus we moesten verder. We keken erg uit naar dit park, waar “dwellings” van “pueblo-native americans” te bezoeken waren en hadden op de camping van het park 2 overnachtingen gereserveerd.
Langzaamaan beginnen we bekend te raken met het systeem: je moet ruim van tevoren reserveren voor campingplaatsen op locaties die voor toeristen interessant, en dus heel populair zijn. In het voorjaar geldt dat je een week – 4 dagen van te voren erbij moet zijn, maar voor de zomer loopt dit op tot maanden, een half jaar of zelfs een jaar (bijv. plekken met elektriciteit, water en een dumpgat voor je afvalwater, een zogenaamde full hookup plek). Voor Sequoia (ons eerste park dat we met de camper bezochten) waren we te laat, dus hebben we een camping buiten het park gezocht. Gelukkig hadden we in Yosemite en in Yellowstone wel plekken, en ook in Bryce konden we tot onze verrassing terecht (is kennelijk minder populair). Overigens zijn er ook nog parken waar je een deel van de plaatsen vier maanden voor de datum waarop je wilt komen moet reserveren; dus wil je op 10 juni kamperen, dan moet je op 10 februari reserveren.  En dus niet op 11 februari, want dan ben je echt te laat. Voor weer andere plekken, waar je een week mag blijven staan, moet weer geloot worden. Die loterijen vinden in het begin van het kalenderjaar plaats. Voor ons is niet duidelijk geworden voor welke plekken wat geldt, maar in een aantal gevallen konden we om een dergelijke reden niet terecht. Er is vast veel denkwerk voorafgegaan aan dit systeem.
De weg van Cortez, het dichtstbijzijnde stadje, naar de ingang van Mesa Verde liep langs een steile berghelling naar boven. Ik begon me nét af te vragen hoe je in ’s hemelsnaam op de top van een berg een camping kon herbergen, toen we bij een Rangerskantoortje kwamen, en vervolgens op een soort pleintje met een winkel, een restaurantje en nog zo wat gebouwtjes. We meldden ons bij de Registration en mijn naam werd herkend door de dame die ik aan de telefoon had gehad, dus alles was snel geregeld. We kregen de route naar de camping en mochten zelf een plek zoeken. Na enige slingers door een hooggelegen dal, waarbij we twee keer moesten stoppen voor een mule-deer dat overstak, kwamen we op een van de mooiste campings die we tot nu toen hadden gezien. Langs een lang pad dat in het rond liep lagen links en rechts uitsparingen met de gebruikelijke picknicktafel en fire-ring, af en toe afgewisseld met een toiletgebouw. Middenin de lus, maar ook tussen de plekken en aan de buitenrand van de camping lagen bos en grasveldjes. De hoefjes van de herten stonden nog rond onze plek afgedrukt (de berenpoten gelukkig niet). We besloten meteen om nog een nacht bij te boeken, om ook eens lekker uit te rusten.
Wim’s verjaardag hebben we gevierd door uit eten te gaan in het restaurant bij de camping, dat ons van harte aanbevolen was door de dame van de registratie. Toen we bestelden bleek het de 4e werkdag van de dame achter de balie te zijn en meldde ze, toen Wim een gerecht van het menu bestelde, dat dat er niet was. Maar … dat zij het wel voor hem kon maken. Ik dacht toen dat ik me geen buil meer kon vallen aan een Caesar Salad die als maaltijdsalade aangekondigd stond, maar niet was minder waar: ik kreeg een bord met grof gescheurde ijsbergsla met aan de rand wat blokjes gebakken kipfilet. Erbij ontving ik diverse zakjes: één met croutons, één met een slasaus en één met een soort grillsaus. En dat was het. Zelden zo sober gegeten op een verjaardagspartijtje! Er is nog veelontwikkelingswerk te doen op dat vlak.
De tweede dag, toen we vroeg naar de dwellings zouden vertrekken, regende het pijpenstelen, zo hard dat er niet doorheen te kijken viel. Bovendien lag de camping in een wolk. We wachtten dus maar tot het wat droger zou worden, konden ons niet voorstellen dat de excursie überhaupt plaats zou vinden. Rond 11 uur werd het wat lichter en vertrokken we naar 3 kwartier hoger op de berg. Daar troffen we de berg-woningen, die wonderschoon waren en fascinerend. Soms lagen ze zo hoog dat je er alleen met hoge ladders naartoe kon. Enkele mocht je zo bezoeken, anderen alleen onder begeleiding van een Oh Ranger. Toen wij dat laatste hadden gedaan en terugkeerden op de parkeerplaats, alwaar onze camper stond te wachten, wachtte ons daarnaast ook nog een verrassing …
Een Ranger liep op ons, nee … op Wim toe en vertelde dat onze camper was aangereden door een andere, dat hij al rapport had opgemaakt, maar dat wij nog e.e.a. aan formulieren moesten invullen. Kortom: ruim een uur oponthoud, deuken in de bumper (!) en in het laddertje naar het dak, en de linkersteunpaal van onze luifel was geheel uit de carrosserie gerukt. De schroeven lagen op de grond.
Vervelend dus, ik was juist zo trots dat ik zonder schade 6 weken met het ding had rondgereden. De dader was een Duitser die op vakantie was in een camper van een concurrerende firma, en was ook redelijk ontdaan over zijn eigen prestatie.
Ach, shit happens.  Wim bond op vakkundige wijze de luifel met touw vast aan de camper, zodat hij er tijdens het rijden niet af zou vallen, en we zijn doorgegaan volgens plan. De volgende dag de verzekering gebeld en dat was dat.
Na Mesa Verde (door de Amerikaan uitgesproken als Miezavurd, waardoor op de heenweg enige spraakverwarring ontstond toen ik tegen een beambte zei dat ik daar echt niet heen wilde), trokken we weer noordwaards. Het plan was om nog langs National Park Arches  te gaan, daar op een luxe camping met wasserette en internet het blog bij te werken, en dan langzaam richting Denver te trekken. Inmiddels was het donderdag, dus de inleverdag kwam rap naderbij.
Dus vrijdagochtend in het zonnetje door NP Arches gereden, en ja hoor: alwéér mooi.
Na zo’n anderhalf uur dus toch maar doorgereden richting Denver. Aan ’t eind van de middag een camping gezocht en Elk Creek Camp Ground gevonden in New Castle. Weer zo’n ideale camping, aan een snelstromend bergriviertje in een klein dal, een stuk van de grote weg af. Kampvuurtje erbij, en heerlijk genieten. Maar ’s nachts wel koud, koud!
De dag erna was het zaterdag en wilden we in elk geval tot dichtbij Denver komen, zodat we 2 nachten konden blijven staan en maandag ’s morgens vroeg nog maar een klein stukje zouden hoeven rijden. Dus: eerst de Rocky Mountains dwars oversteken. Stijl omhoog en omlaag, met slagregen waardoor je geen hand voor ogen zag, en daarna weer de zon fel in je ogen. Met van tijd tot tijd Roadworks dan wel Shoulderworks. En voor ons de hoge besneeuwde toppen van de Rocky Moutains. En naast ons van tijd tot tijd opnieuw de Colorado River. Je begrijpt …… jawel!
Over de kleine 200 mijl naar Denver deden we echter zo’n 6 uur, en we kwamen rond 18.00 uur in Denver aan. Wim had een mooie camping gevonden in een Statepark, op zo’n 20 min. rijden van de thuisbasis van onze camper. Helaas telefonisch niet bereikbaar, dus er maar heen gereden. Jammer: vol. De dichtstbijzijnde die wij vervolgens konden vinden lag weer een uur rijden verder naar het oosten, de plains (ofwel prairie) in. Daar zitten we dus nu onze laatste avond door te brengen, de laatste biertjes op te drinken en de laatste restjes op te eten. Vanmorgen de was gedaan, zodat alles weer schoon mee kan. Vanmiddag de tas/rugzak weer ingepakt, wat helemaal niet meeviel; mijn tas is een stuk gekrompen in die 6 weken.
En daarna de camper uitgesopt. Dit blog-hoofdstuk kan vanavond nog even de deur uit (de foto's volgen later deze week), dan snel naar bed, want morgen om 6 uur op om zo vroeg mogelijk op pad te gaan, voordat de echte spits losbreekt. We hopen de camper snel te kunnen droppen, zodat we direct door kunnen reizen naar het vliegveld van Denver, alwaar een kleine auto voor ons klaarstaat. Daarmee gaan we nog tot zaterdag in de omgeving toeren, wat leuke kleinere plaatsen bezoeken, en op zaterdag de 20ste vliegen we van Denver naar Portland (Washington), om in die regio onze laatste 3 weken door te brengen.
Wordt dus nog vervolgd.

 

 

 

 

Foto’s

1 Reactie

  1. Dinie vilters:
    15 juni 2015
    Lieve Joke en Wim,
    Weer een stukje "meegereisd" Wat een ruimte en schoonheid!
    Dat wordt wennen straks weer op het Da Costaplein:)
    Dinie