SASKATCHEWAN EN ALBERTA 31 mei – 14 juni

15 juni 2019 - 100 Mile House, Canada

Toen wij op vrijdagochtend vertrokken uit Riding Mountain werden we opnieuw getrakteerd op 1 solitaire zwarte beer, een moeder zwarte beer met jong (cupje, nou ja … flinke cup EE) en een schitterende mannetjes-moose! Een mooi begin van een lange reisdag, richting Sasketchewan.
Na een mooie tocht van ± 500 km gestopt bij een plaatsje met een zeer afgelegen camping, waar één caravan stond en waar we het geld voor ons verblijf in een envelop in een gleuf van een keetje moesten doen. In ruil daarvoor kregen we elektra en bij de uitgang een dumpplaats voor het legen van het opgespaarde afval- en rioolvocht. En vertrouwen natuurlijk 😊.
De volgende (zonnige) dag arriveerden we in Saskatoon, waarover gesproken was als levendige, gezellige stad. Na een nacht op de “overflow” van de camping (ivm drukte door sportwedstrijden tussen - naar het scheen - alle middelbare scholen uit de wijde omtrek) konden we naar de mooie stadscamping. Er was een fraaie looproute langs de rivier die ons in de “gezellige binnenstad” bracht, waar wij ons tóch een andere voorstelling van gemaakt hadden … Ook hier veel “under construction” (het lijkt potdorie wel alsof elke stad in Canada opnieuw opgebouwd moet gaan worden!), en gelukkig hier en daar tussen alle bouwplaatsen in een plekje waar bewoners hun kinderen laten genieten van de zon in een fontein, of een plek hebben verworven voor een heus terras. Want in Saskatoon was het zomer en tegen de 30°! We besloten dan ook om er 2 dagen te blijven, want om bij 30 – 35° te reizen is niet echt prettig. We hebben de camper een grote beurt gegeven, de was gedaan en Wanuskewin Heritage Park bezocht, ± 20 km ten noorden van Saskatoon. Prachtig landschap, diverse wandelroutes n.a.v. verschillende thema’s, op een plek waar eeuwenlang indianen (Cree) leefden. Toen we de volgende dag voor vertrek nog even ons grijs en zwart afvalwater wilden lozen bleek onze “sewerhose” (de flexibele pijp om het water in de afvalput te leiden) foetsie. Die zit normaal gesproken opgeborgen in een buis onder de camper. De buis wordt afgesloten met een klepje, dat al vanaf Halifax een van de scharnierpootjes miste. Dat was volgens William de Canadreammanager geen probleem “dat houdt zo ook wel”. Helaas, in een van de vele bumps was de klep toch losgeschoten en verloren, en de sewerhose er achteraan gegaan. De camping verkocht ons een nieuwe sewerhose en we konden vertrekken.
We belandden eind middag in Elk Island NP, waar bij onze binnenkomst een kudde bizons ons opwachtte. Wat een enorme beesten zijn dat toch, gigantisch. Zo’n kudde maakt met een beetje kwaaie wil in enkele minuten een platgewalst bouwpakketje van onze camper. De volgende ochtend stonden bij ons vertrek uit het park nog 2 van deze kolossen op wacht, alsof ze zeker wilden weten dat we weer opkrasten. Onderweg reden we nog “even” langs Canadream-Edmonton voor een nieuw klepje en een mankement aan de douche. Een paar uur later bleek: Klepje hadden ze niet, eigenlijk hadden ze helemaal geen onderdelen van Canadream-campers, en tja, als je je klepje niet goed dichtmaakt, dan kan je het verliezen. Toen bleek dat wij geen nieuwe voorruit nodig hadden (?) – want daar kon ze ons wel aan helpen – en de douche volgens de dame gewoon niet leegliep omdat wij de grijswaterbak niet hadden geleegd besloten we hier niet nóg meer tijd te verliezen.
En route naar de Rocky Mountains. We kwamen een dag eerder dan gepland op de gereserveerde camping aan, zodat we de volgende dag de eerste verkenningstocht konden maken naar/in Jasper National Park. Een plaats voor verwondering en enorm genieten van deze overweldigende natuur. Bij de ingang troffen we twee bighorn sheep, die op hun gemak de weg overstaken. Verder doorgereden naar het plaatsje Jasper passeerde ons nog een ietwat verstoord opkijkende zwarte (maar dan dit keer bruine) beer. We hebben een kleine week in het park doorgebracht en prachtige wandelingen gemaakt rond hooggelegen meren en de gletsjers (icefields). De effecten van de opwarming van de aarde zijn hier overigens heel goed te zien. De gletsjer, die per jaar 5 meter krimpt. Het weer, dat overal “in de war” is volgens de lokale bevolking; te heet, te nat, te koud of te droog. Op bijna 2000 m hoogte hebben we de laatste nacht op een natuurcamping (dus zonder voorzieningen, behalve een waterkraantje en een WC/gat in de grond) doorgebracht, waar de dieren ’s nachts rondliepen op hun doortocht. Ik werd rond 5 uur wakker van een zacht gebrom, maar durfde niet goed te gaan kijken. ’s Ochtends lag iets verderop een grote berg kogelronde drolletjes van een moose of een edelhert (vermoedt Wim).

Jasper NP loopt over de rug van de Rocky Mountains, en gaat via een pas in het zuiden over in Banff NP. Toen we na een dag of 5 de pas overgingen naar Banff hadden we besloten om via het beroemde Lake Louise (kennelijk een veelgebruikt filmdecor) naar het westen Banff weer uit te rijden. Helaas, van Lake Louise hebben we slechts het toegangsbord gezien. De parkeerterreinen bleken al in de ochtend stampvol en alle verkeer werd er omheen geleid. Het was niet mogelijk om een glimp van het meer op te vangen. Maar … Jasper Park was mooi genoeg! En onze verdere route liep hierna nog langs vele hoogstandjes van moeder natuur (Purcell Mountains, Glacier Park, Columbia Mountains, Monashee Mountains, Sushwap Highlands) tussen besneeuwde toppen door, langs plaatsjes met de meest fantasierijke namen (Golden, Revelstoke, Blind Bay, Cache Creek) en we hebben nog heel wat voor de boeg. Dus we staken opnieuw een grens over, van Alberta naar Britisch Columbia, en ja hoor: we kregen er weer een uurtje bij die dag.  En allerlei nieuwe ervaringen.

Kamperend aan de baai in Blind Bay ontdekten wij dat de muggen die ons belaagden in de Riding Mountains slechts kinderspel waren …. De reactie van muggen op déze camping bij het openen van de camperdeur leek nog het meest op het gedrag van pubers bij het openen van de deuren van een concerthal voor de première van de nieuwste show van Justin Bieber.  Het gevolg is dat wij nu beiden rondlopen met tientallen bulten in verschillende grootte en we steeds bedrevener worden in de muggenjacht. In plaats van een spuitbus Bearspray hebben we maar een spuitbus met antimuggenspray gekocht 😄.
Inmiddels zijn wij in de route, die westwaarts liep, weer wat afgebogen naar het noorden. Deze weg blijkt voor een belangrijk deel het traject van de vroegere goldrush te volgen, met langs de route plaatsjes met illustere namen als Cache Creek, 70 Mile House, 83 Mile House en 100 Mile House*; in het laatstgenoemde verblijven we nu op de camping (óók aan een meer), die zich qua muggenbevolking kan meten met Blind Bay.  

* In 1860 vond vanuit Vancouver een ware goldrush plaats toen bekend werd dat het goud in deze streken voor het oprapen lag. Vanaf het plaatsje Lillooet werd de Cariboo Wagonroad aangelegd, en vanaf dat startpunt kregen de plaatsjes die verder noordelijk langs die Cariboo Wagonroad lagen hun naam. Zo’n plaatsje ontstond doorgaans rond een Tradingpost, waar voedsel en andere benodigheden konden worden ingeslagen (muggenspray?). Morgen volgen wij dit spoor dus verder over de Cariboo Highway, via 150 Mile House naar Williams Lake, Quesnel en Prince George. Daar pakken we de Highway 16 weer op, die aan de westkust uitkomt bij Prince Rupert waar we per boot in de Khutzeymateen Inlet Conservancy het Grizzly-reservaat gaan bezoeken.

Foto’s

4 Reacties

  1. Arnold:
    15 juni 2019
    Joke. Dank. We volgen nauwkeurig hoe jullie varen door deze immense vlakte maar nu dan toch eindelijk de rockies. Die zijn hier een stuk lager dan in de VS? In ieder geval leger zo te zien. Goede vaart! Arnold
  2. Doroth:
    15 juni 2019
    Wat een prachtig verhaal weer! En dan die foto’s! Krijg zin om ook op reis te gaan.
  3. Arnold:
    15 juni 2019
    Moooie foto’s, prachtige streken.
  4. Dineke Hofstra:
    15 juni 2019
    Goed verslag en mooie foto's weer. Wat 'n ruig landschap en veel dieren! Geweldig om te zien. Bedankt voor weer zo'n uitgebreid verslag. Veel plezier nog! Geniet er van!